Fries roodbont

Het Friese roodbont is lang het ondergesneeuwde koetje geweest. De roodbont is van oorsprong iets kleiner dan de zwarte familie-leden. In 1874 liet het Nederlands Rundvee Stamboek nog allerlei kleurslagen toe, maar dit veranderde in 1906. Ook het Friese Rundvee Stamboek lieten geen kleurlingen meer toe, behalve de rode, doch deze kwam in een apart gedeelte van het stamboek. De Friese roodbonte is altijd een kleine populatie geweest, vooral de Amerikanen drongen er sterk op aan dat dit ras niet zuiver zou zijn (ten onrechte). De Friezen bleven standvastig, omstreeks 1900 telde Friesland 5 fokkers, in 1950 waren dat er 20. In 1957 werd de Vereniging van Roodbont Fokkers opgericht met in totaal zo'n 450 koeien. Ook hier werd de invloed van Holstein koeien/ stieren waarneembaar, waardoor in 1975 nog maar 2500 zuivere dieren geteld werden. Dit aantal werd nog drastischer want in 1994 waren er een 30-tal raszuivere roodbonte. Daar de fokkers van het Friese roodbont in leeftijd toenam, moest voor het behoud van de koeien een reddingsplan opgezet worden. Met medewerking van de stichting zeldzame huisdierrassen werd de stichting Roodbont Fries Vee opgericht. De genenbank was in het bezit van sperma van 6 zuivere stieren uit verschillende lijnen, waaruit gewerkt zou worden, met dit materiaal ging men aan de slag, waardoor het aantal langzaam (gelukkig) omhoog kruipt.